Angst voor vrijheid

Het maatschappelijke discours is maar al te vaak dubieus, verwarrend en conflictueus, enerzijds smeken om middelen zodat economisch herstel definitief kan ingeluid worden, anderzijds hevig protest wanneer sociale innovaties zich spontaan aanbieden. Het appelleert aan de besluitvormingstheorie van Herbert Simon waarin gesteld wordt dat we, onder het motto ongekend is onbekend, onmogelijk alle remedies voor alle problemen kunnen kennen. Maar dat is niet alles, redelijk paradoxaal is de verklaring die we vinden in het fenomeen ‘angst voor vrijheid’. In dit bericht een aantal passages uit een recensie van de hand van Dirk Verhofstadt, handelend over het gelijknamige werk van Erich Fromm.

Immuniteit

Mensen ontvluchten hun persoonlijke verantwoordelijkheid en daarmee eigenlijk ook hun vrijheid en keuzemogelijkheden. Het is alsof ze bang zijn voor die vrijheid. Dit idee werd ontwikkeld door Jean Paul Sartre die in ‘L’existentialisme est un humanisme’ wees op het feit dat de mens tot de vrijheid veroordeeld is en derhalve van die vrijheid verlost wil worden door te geloven. Daarbij geeft de mens zich over aan religieuze en etnische denkbeelden die het hem aldus ‘houvast’ bieden. Deze psychologische ingesteldheid werd uitstekend aangetoond door Erich Fromm in zijn boek ‘De angst voor vrijheid’.

Frisheid

Alhoewel neergeschreven in 1941 heeft dit boek nog niets aan actualiteitswaarde verloren. Het beschrijft de paradox van de vrijheid die hand in hand gaat met autoritarisme, destructivisme en conformisme. De mens zit voortdurend geklemd tussen zijn hang naar meer vrijheid en de vlucht voor diezelfde vrijheid. Die vlucht uit zich in de vrijwillige onderwerping aan fundamentalistische religies en aan politieke ideologieën, in de neiging tot zinloos geweld, en in de maatschappelijke aandrift tot sociale aanpassing en maatschappelijk conformisme.

Schijnvrijheid

Erich Fromm benadrukt ook de schijnvrijheid die vele mensen hebben. In werkelijkheid onderwerpen ze zich aan anonieme autoriteiten zoals de ‘publieke opinie’, het ‘gezond verstand’ en de ‘zwijgende meerderheid’, die juist zo machtig zijn wegens de grote bereidheid van de mens om te beantwoorden aan de verwachtingen die anderen van ons hebben, en onze even grote angst anders dan die anderen te zijn. Deze anonieme autoriteit is vandaag doeltreffender dan een openlijk gezag, omdat niemand vermoedt dat er een bevel in het geding is waaraan men zou moeten gehoorzamen. Hier ligt mijn inziens een probleem voor het liberalisme dat als vernieuwende beweging ingaat tegen gewoonte en traditie en juist de zelfontplooiing van de mens voorstaat.

Drie vluchtwegen

Erich Fromm ziet drie verschillende vluchtwegen die de mens gebruikt om zijn vrijheid en verantwoordelijkheid te ontlopen. In elk van de drie vluchtwegen doet de mens afstand van het recht op handhaving van een eigen mening, eigen belangen en eigen geluk.

(1) Autoritarisme

Het eerste is autoritarisme of de neiging om de onafhankelijkheid van het eigen zelf op te geven en dat te doen samensmelten met iemand of iets buiten de eigen persoon teneinde zich de kracht te verschaffen die men zelf mist. De mens wordt de indruk gegeven dat hij alleen geluk zal kennen als hij zich onderwerpt aan deze krachten. In feite beschrijven we hier het conservatisme als een tegenpool van het liberalisme.

(2) Destructivisme

Een tweede vluchtweg is het destructivisme of het gevoel van de eigen machteloosheid tegenover de wereld buiten zichzelf door deze te verwoesten. Deze drift zou voortvloeien uit de individuele en sociale omstandigheden die het leven onderdrukken.

(3) Auto-conformisme

Tenslotte is er de meest voorkomende vluchtweg, namelijk het automatisch conformisme. Daarbij houdt het individu op zichzelf te zijn. Hij neemt volledig de persoonlijkheidsvorm aan die hem door zijn culturele omgeving wordt aangeboden en waardoor hij gaat gelijken op datgene wat anderen van hem verwachten.

Onbaatzuchtigheid

Het woord ‘onbaatzuchtigheid’ is vaak gebruikt en misbruikt om mensen in een carcan te stoppen. Hitler prees dit begrip aan als een positieve zaak waarbij ‘het individu zijn aanspraken op eigen mening en belangen opgeeft voor een hoger doel’. Liberalen moeten steeds wantrouwig staan tegenover dat woord. Het mag immers niet leiden tot afstand van individuele vrijheid en afhankelijkheid. Een ander probleem is evenwel het feit dat de mens ontmoedigd wordt zelf te denken en te besluiten. Mensen worden steeds minder getroffen door woorden, geluiden en beelden. We worden er gevoelloos voor.

Impasse

Deze recensie biedt alweer stof tot denken, hoe reageren we hierop? Mogen we stellen dat een eventuele ontkenning onze angst voor vrijheid bevestigt? Nee, nee want, ja maar, ja? Of een mengeling waardoor we belanden in een chaotische brij van conflicterende meningen die het vreedzame discours niet gunstig stemmen en net daarom die angst voor vrijheid in de hand werkt? Een goede manier om hier meer zekerheid over te verwerven is, zo denken we, met een proef op de som. Maar welke proef dan precies? Als sociale innovaties tot hevig protest leiden, hoe komen we dan ooit uit deze tragische impasse?